Ranitz, Willemine Elisabeth Edzardine de (1875-1960)

 
English | Nederlands

RANITZ, Willemine Elisabeth Edzardine de (geb. Den Haag 4-3-1875 – gest. Amsterdam 21-7-1960), schrijfster en verzamelaarster van poppenhuizen. Dochter van Sebastiaan Mattheus Sigismund de Ranitz (1846-1916), militair en hofdignitaris, en Hermanna Louisa Christina Thomassen à Thuessink van der Hoop (1846-1920). Op 15-5-1919 trouwde Lita de Ranitz in Den Haag met Willem Bastiaan Tholen (1860-1931), kunstschilder. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Willemine Elisabeth Edzardine (Lita) de Ranitz groeide op in Den Haag als jongste dochter van luitenant De Ranitz, sinds 1870 hofdignitaris van koning Willem III. Haar moeder kwam uit een deftige familie van juristen en was direct verwant aan de Ranitzen. Ze was presidente van de Haagse Vereeniging tot Versterking van Kinderen uit het Stedelijk Ziekenhuis en het Kinderziekenhuis. De familie De Ranitz stamde af van een Saksisch geslacht. Lita werd geboren aan de Balistraat (nr. 38), maar groeide vanaf 1880 op in de Riouwstraat (nr. 5). Ze had één zus: Anna Margaretha Jacoba (1872-1958). In december 1888 werd Lita’s vader in de adelstand verheven en werd jonkheer van koning Willem III, zijn dochters werden ‘freule’.

Lita en haar zus kregen een degelijke, maar ook ouderwetse meisjesopvoeding: ze leerden hun talen en handwerken. Haar hele leven lang zou Lita met haar handen blijven werken. In een brief, gedateerd op Kerstmis 1917, bedankte de schrijver Louis Couperus haar voor een handwerkje dat zij hem geschonken had. Ook waren de dochters De Ranitz maatschappelijk actief: ze waren betrokken bij de dierenbescherming en ze waren vegetariër. Verder is Lita tot haar late huwelijk onder andere werkzaam geweest in het ‘Kleerenhuis’ van het Haagsch Steuncomité. Als jong-volwassen vrouw trok Lita veel op met de elf jaar oudere Marie Auguste van Hogendorp, haar chaperonne die ook haar beste vriendin was.

Poppenhuis

Toen het vroegere Logement van Amsterdam in 1908 de tentoonstelling ‘Opvoeding van het kind’ organiseerde, stuurde Lita de Ranitz haar oude, door haar vader getimmerde poppenhuis in. Na de tentoonstelling werd dit haar levensproject. Ze verzamelde alle mogelijke miniatuurmeubels en andere spulletjes, met het gevolg dat het poppenhuis al snel te klein werd. In de zomer van 1910 kreeg Herman J. Ros, leraar aan de ambachtsschool, opdracht het poppenhuis te vergroten, maar hij stelde voor een nieuw huis te bouwen. Lita de Ranitz trad op als ‘bouwheer’, architect en woninginrichter. Ze leverde inrichtingsschetsjes waar Ros gedetailleerde bouwtekeningen van maakte. Inspiratie voor het poppenhuis haalde ze uit architectuur- en kunsttijdschriften, zoals The Studio. An Illustrated Magazine of Fine and Applied Art.

In september 1910 was het poppenhuis klaar en begon Lita de Ranitz aan de inrichting. Diverse kunstenaars leverden een bijdrage. Zo bezat (en bezit) haar poppenhuis een collectie miniatuurschilderijen van Anton Mauve, Johan Barthold Jongkind, Paul Joseph Constantin Gabriël, Floris Arntzenius, Johannes Evert, Hendrik Akkeringa en Jan Toorop. Het poppenhuis groeide uit tot een bezienswaardigheid: ook koningin Emma tekende het miniatuurgastenboek. Naast haar grote poppenhuis had ze ook een poppencollectie en twintig kleinere poppenhuizen en -kamers.

Schrijftalenten

Lita de Ranitz was ook actief als schrijfster. De vele buitenlandse reizen die zij maakte met Van Hogendorp gebruikte zij als inspiratiebron. Zo publiceerde ze in 1908 Een viertal op den Montparnasse. Parijse schetsen en Indrukken der tentoonstelling van het Gulden Vlies te Brugge, in 1913 (in het tijdschrift Groot Nederland) het artikel ‘Twee wandelingen in Middelburg’. In 1918 verscheen haar roman Als de droom in droom vergaat, over de Haagse Agnes Seghers, die in haar eentje naar Italië gaat voor een rondreis die ze ooit met haar overleden echtgenoot had gemaakt. De Ranitz’ publicaties werden positief gerecenseerd.

Huwelijk en verhuizingen

Vanaf 1912 correspondeerde Lita de Ranitz met kunstschilder Willem Bastiaan Tholen, een kennis van haar vader. Hij schreef piepkleine briefjes die gericht waren aan ‘de bewoonster van het poppenhuis Riouwstraat 5-a. In 1916 maakte Tholen een portret van Lita’s vader op zijn sterfbed. Ongeveer een jaar nadat Tholen weduwnaar was geworden op 15 mei 1919 trouwden Lita en Willem, zonder eerst officieel verloofd te zijn geweest. Wel had Tholen haar twee maanden lang elke dag een foto van een van zijn schilderijen gestuurd, ‘ter diepe kennismaking’. Het huwelijk betekende dat Lita na 43 jaar het ouderlijk huis verliet. Ze trok in bij haar 59-jarige echtgenoot in de Kanaalvilla aan de Raamweg in Den Haag. Ook haar poppenhuizen verhuisden mee. Voortaan noemde ze zich mevrouw Tholen-de Ranitz. Ze stopte met schrijven en stelde haar leven verder in dienst van de kunst van haar man.

Op 5 december 1931 overleed Tholen. Lita bleef in de Kanaalvilla wonen tot zij deze in november 1942 op last van de Wehrmacht binnen een week moest ontruimen. Ze liet het poppenhuis en andere objecten onderbrengen bij het Haags Gemeentemuseum en schreef hiervoor een klein zakboekje: Aanwijzingen voor de inrichting van het poppenhuis, een beknopte inventaris en beschrijving van de inrichting. Toen het museum door de Duitsers werd opgeëist, verhuisde haar collectie naar een pakhuis. Lita zelf trok in bij haar ongetrouwde zuster Anna in de Heinzestraat (nr. 23) te Amsterdam waar zij de rest van haar leven op de begane grond woonde. Na de oorlog werd het poppenhuis naar Amsterdam overgebracht. Ondertussen was haar collectie zo beroemd dat het huis vaak werd tentoongesteld. Zo was het in 1953 te zien op de tentoonstelling ‘Kind en spel’ in de Prinsenhof te Delft en in 1957 op de tentoonstelling ‘Poppendroom’ in het Stedelijk Museum van Schiedam. In 1953 leverde ze foto’s van haar poppencollectie voor het lemma ‘speelgoed’ in de Winkler Prins Encyclopedie.

Op 21 juli 1960 overleed jonkvrouwe Willemine Elisabeth Edzardine de Ranitz in de ouderdom van 84 jaar te Amsterdam. Ze werd op 25 juli op Westerveld in Velsen gecremeerd. Haar zus Anna, met wie ze achttien jaar het huis in de Heinzestraat had gedeeld, was twee jaar eerder overleden.

Reputatie

Lita de Ranitz was een wat excentrieke poppenliefhebster. De journaliste Bibeb introduceerde haar als volgt in een interview: ‘Ze past als de poppen in haar poppenhuis, in haar kamer. En net als zij, heeft ze een decoratieve achtergrond. Want in het arrangeren hiervan is ze bedrevenC. Lita de Ranitz bevestigde dit beeld: ‘Ik ben niet een oud dametje, ik kan niet bridgen en niet breien. Ik speel liever met de poppen’.

Lita Tholen-de Ranitz liet haar grote poppenhuis, de kleinere poppenhuizen en de poppen na aan het Nederlands Kostuummuseum te Den Haag. Toen dit op 1 januari 1984 zijn deuren sloot, werd de collectie overgebracht naar de Schamhartvleugel van het Haags Gemeentemuseum. In 1989 werd deze vleugel opgeheven en de collectie verhuisde naar de kelder van het museum. In 1988 kwam het grote poppenhuis in de vaste collectie van het Haags Historisch Museum en sinds 1996 zijn naast het grote poppenhuis ook de kleinere poppenhuizen te zien op de museumzolder. Zo heeft Lita de Ranitz nog altijd haar eigen poppenzolder.

Archivalia

  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: familieadvertenties De Ranitz en Tholen.
  • Haags Historisch Museum, Archief: aantekeningen, beschrijving en aanwijzingen van de inrichting van het poppenhuis (door Lita de Ranitz). Afschrift notitieboekje van Lita de Ranitz. Brieven aan Tholen-de Ranitz (van E.H. Plantenga, 19-3 en 19-4-1953; van P.L.E. Jansen, 9-9-1957). Knipselarchief (aantekeningen, recensies).

Publicaties

Behalve de hierboven genoemde titels schreef Lita de Ranitz:

‘Het sprookje van Veere’, Groot Nederland 4 (1913) 425-448.

Literatuur

  • Staatsalmanak voor het Koningrijk der Nederlanden (1880).
  • Nederlands’ Adelsboek 43 (1950); 56 (1963).
  • G. Knuttel jr., Het grafisch oeuvre van W.B. Tholen (Den Haag 1950).
  • Dra. N.K., Kinderen speelden de eeuwen door', Trouw 6-6-1953.
  • Geurt Brinkgreve, Van een poppenhuis tot een tijdsbeeld. De unieke verzameling van mevrouw Tholen’, Elseviers Weekblad 21-8-1954, 17.
  • G. Knuttel jr., W.B. Tholen (Den Haag 1955).
  • Bibeb [ps. van E.M. Lampe-Soutberg], Mevr. Tholen de Ranitz: geheimzinnig en inspirerend. En boven wonen de poppen’, Vrij Nederland 27-4-1957, 13.
  • Een poppendroom in Schiedam’, Nieuwe Rotterdamse Courant 20-7-1957.
  • Nederlands kostuummuseum te ’s Gravenhage’, Maison Mini Miniature Magazine 1 (1979) 4 febr., 4-11.
  • C.P. Mulder, Een select gezelschap en een vergeten onderscheiding. Ridders in de Orde van de Gouden Leeuw’, Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 44 (1990) 203-270.
  • A. de Jong, Willem Bastiaan Tholen, 1860-1931 (Gouda 1993).
  • Ank Neumann, 'Antiek poppenhuis 4’, Libelle (1995) nr. 4.
  • W.R. Wijnhoven, Het levenswerk van Lita de Ranitz. Riouwstraat 5-a’, Vorsten (1997) okt., 18-21.
  • Robert van Lit, De poppenhuizen van jonkvrouwe Lita de Ranitz (Den Haag 2002).

Illustratie

  • Foto, door Adolphe Zimmermans, Den Haag circa 1896 (Coll. mevr. J.C.A. Besier-Thomassen à Thuessink van der Hoop, Haags Historisch Museum).
  • Het grote poppenhuis. Foto: Tom Haartsen, Den Haag 1992 (Haags Historisch Museum).

Auteur: Vera Weterings

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 828

laatst gewijzigd: 13/01/2014